Wolbijen - Anthidium
Grote tot zeer grote bijen (10-18 mm); de mannetjes zijn opvallend groter dan de vrouwtjes; met gele wespachtige tekening; gele dwarsvlekken op het achterlijf; het middengedeelte van het achterlijf is zwart. Voorvleugels met 2 ongeveer even grote submarginale cellen; de tweede teruglopende ader mondt uit net voorbij (of ongeveer) het einde van de tweede submarginale cel. De bijen zijn onopvallend behaard, maar vooral van opzij duidelijk zichtbaar. Bij het  vrouwtje zijn de  zijvlekken op het achterlijf niet onderbroken, de  buikschuier is goudgeel. Bij het mannetje zijn  een aantal zijvlekken meestal onderbroken en met gebogen tanden  op het eind van het achterlijf: het 6e en 7e tergiet. Het laatste tergiet is gewoonlijk sterk naar binnen getrokken en dan zijn alleen de tanden zicht baar. De lengte van de tanden verschilt per soort.
5 Nederlandse soorten (3 soorten Anthydium)